Dialect kan ook als een dode taal bestaan

ACHTERGROND
MINDERHEIDSTALEN

Morgen discussiëren deskundigen in Leeuwarden over de
voordelen en nadelen van tweetaligheid. Schrijver Gerard Stout benadert het
onderwerp vanuit Drents perspectief.

Dialect kan ook
als een dode taal bestaan.

PEIZE In de week dat het Nei Drèents Geneutschap
bekendmaakte dat bij gebrek aan goede kandidaten dit jaar geen Anfieter Award
wordt uitgereikt, houdt Gerard Stout uit Peize een lezing getiteld Dialect is
het nieuwe Latijn? De uitgever en polemist onder de Drentse schrijvers doet dat
morgen op uitnodiging van de Fryske Akademy, de University Campus Fryslân en
het Europese onderzoeksprogramma AthEME. Samen met hoogleraar Antonella Sorace
van de universiteit van Edin-

burg spreekt hij – in het Engels – in Leeuwarden over de
voor- en nadelen van tweetaligheid.

Sorace presenteert de voorlopige resultaten van een
onderzoek dat laat zien dat wie op jonge leeftijd twee talen leert meer
vaardigheden onder de knie krijgt dan wie op jonge leeftijd één taal leert. In
de lezing van Stout,. die inmiddels ook als boekje en op YouTube is verschenen,
wordt gesteld dat er aan tweetaligheid ook nadelen kleven. Volgens de winnaar van
de Culturele Prijs van Drenthe zegt het onderzoek van Sorace veel over de
ontwikkeling van ons brein en minder over de waarde

van taal.

Als voorbeeld van nadelige tweetaligheid noemt Stout het
Drents, een streektaal die buiten Drenthe jarenlang meewarige blikken opleverde
en veel ouders – inclusief Drentse schrijvers – heeft doen besluiten hun
kinderen – ook vanwege carrièrekansen – alleen in het Nederlands op te voeden.
„Wie als Drent in de Randstad zijn mond opendeed, werd lange tijd weggezet als
boer; dat was geen compliment.” En ook: „Drents dialect is gekoppeld aan
minachting en aan een minderwaardigheidscomplex van Drenten.”

Drenten hebben een ambivalente verhouding tot het Drents,
die wordt weerspiegeld in de huidige stand van de Drentstalige literatuur, zegt
Stout. Ter illustratie noemt hij de vergrijzing onder auteurs, de geringe
aanwas van jonge schrijvers en het dalende aantal streektaalpublicaties. „Een
steeds kleiner wordende groep dialectschrijvers probeert daarbij enerzijds
archaische woorden overeind te houden. Anderzijds is sprake van verdunning van
de streektaal waarbij Nederlandse en Engelse woorden worden
gedialectiseerd.”

Stout trekt een vergelijking met Latijn. „Latijn is
verdwenen als levende taal. Latijn leeft voort als dode taal. Dat kan ook met
dialect en minderheidstalen.” Wat volgens de schrijver uit Peize beslist
niet wil zeggen dat er minder aandacht moet worden besteed aan dialect.
„Taalkundigen kunnen doen wat ze nu ook al doen: onderzoeken en beschrijven.
Maar daar moet het niet bij blijven. Om het dialect onder de aandacht te houden
zou meer gebruik gemaakt moeten worden van voor iedereen toegankelijke media
zoals film en internet. ” Relativerend: „Dialect is in vergelijking met
Latijn natuurlijk geen onmisbare cultuurtaal.”

De opvatting dat dialect als erfgoed benaderd moet
worden, heeft in Drenthe tot kritiek geleid. „Bij sommigen bestaat het idee dat
ik tegen het Drents ben, wat beslist niet waar is. Ik zou het toejuichen als
taalorganisaties uitspreken dat ze binnen afzienbare tijd tien nieuwe, frisse
schrijvers zover krijgen tien nieuwe boeken af te leveren – in het Fries,
Drents of Gronings. Het gaat mij om de aandacht voor de taal, dat er over wordt
nagedacht, Als een discussie daar aan bijdraagt, is dat prima.”

De tekst van de lezing plus aanbevelingen die Stout
morgen in Leeuwarden uitspreekt is te bekijken en in drie talen te beluisteren
via het YouTube-kanaal van uitgeverij Ter Verpoozing.